Specialisaties -> Heup -> Dysplasie 


Heupdysplasie

Heupdysplasie is een aangeboren afwijking van de heup waarbij de heupkom (het acetabulum) te steil of te ondiep is. Hierbij gaat de heupkop zich op de rand van het acetabulum bevinden en leiden tot een verhoogde druk op het kraakbeen. Bij ernstigere graden van dysplasie gaat de heupkop zich gedeeltelijk of volledig uit de kom bevinden (subluxatie of luxatie). Dit alles kan leiden tot pijn en op termijn tot het vervroegd ontstaan van artrose.

edited.jpg


Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen heupdysplasie bij kinderen en heupdysplasie bij volwassenen, omdat de behandelingsstrategie volledig anders is. In het laatste geval gaat het om heupdysplasie die op kinderleeftijd niet ontdekt is geweest (omdat dit vaak een subtiele afwijking is die op kinderleeftijd geen pijn geeft).

kinderen

Inleiding
Heupdysplasie komt voor bij 1 op 100 pasgeborenen en is daarmee de meest voorkomende orthopedische aandoening bij baby’s. Het is in feite een ontwikkelingsstoornis van de heup die leidt tot een heel spectrum van afwijkingen. Het heupje kan onderontwikkeld zijn (een ondiepe en te steile kom), maar wel nog in de kom zitten. Dit is de lichtste graad en heet dysplasie als dusdanig. Bij ernstigere graden van dysplasie kan het heupje gedeeltelijk (subluxatie) of volledig (luxatie) uit de kom zitten. Bij deze verschillende graden van dysplasie kan de behandelingsstrategie verschillend zijn.

Risicofactoren
Heupdysplasie is strikt genomen geen genetische afwijking, maar genetische factoren spelen wel een rol. In die zin is de kans op heupdysplasie hoger als dit in de familie voorkomt. We weten ook dat dit meer voorkomt bij meisjes, eerstgeborenen, baby’s met stuitligging en wanneer er te weinig vruchtwater was.

AdobeStock_179587234.jpeg

Onderzoeken
Het klinisch onderzoek van de heupjes behoort tot de het standaardonderzoek bij pasgeborenen. Dit onderzoek kan uitgevoerd worden door uw kinderarts, huisarts of kind en gezin-arts. Als het klinisch onderzoek afwijkend is of als er risicofactoren aanwezig zijn, wordt een echografie uitgevoerd.
Bij deze echografie wordt de vorm en de stabiliteit van het heupgewrichtje geëvalueerd. Als het kindje ouder is dan 4 à 6 maanden wordt er een radiografie van het bekken gemaakt.

Behandeling
Indien er een duidelijke heupdysplasie wordt vastgesteld, volstaat het meestal om te behandelen met een Pavlik harnas. Dit is een soort van harnasje waarbij de heupjes in een bepaalde positie gehouden worden, maar waarbij het kindje de beentjes wel nog kan bewegen. Als deze behandeling tijdig gestart wordt (binnen de 6 maanden na de geboorte) is de kans op succes 90 procent. Het harnasje dient 3 maanden gedragen te worden.

In sommige gevallen, wanneer het niet lukt om het heupje mooi in de kom te brengen met het harnas, is het nodig om het heupje onder narcose te behandelen. Dit kan nodig zijn als het heupje bijvoorbeeld te stijf is of als het kindje te oud is (meestal ouder dan 6 maanden). In de operatiezaal wordt het heupje manueel teruggebracht in de kom. Meestal lukt dit zonder operatie, maar soms moet het heupje toch opengemaakt worden. Nadien wordt een gipsbroekje aangelegd. Als deze behandeling nodig zou zijn, wordt het kindje verwezen naar het UZ Gent.

volwassenen

Inleiding
Ondanks een vaak succesvolle behandeling bij kinderen kan heupdysplasie ook voorkomen bij volwassenen. Dit kan omdat heupdypslasie vaak zeer subtiel is en niet altijd makkelijk kan opgespoord worden bij kinderen. Subtiele heupdysplasie bij kinderen is ook quasi altijd pijnloos.

Symptomen
Een typische klacht is pijn rondom de heup (lies, zij, bil,…) bij het langdurig belasten van de heup. Bij het optreden van artrose is er ook vaak stijfheid en manken.

Onderzoeken
Een eenvoudige radiografie van het bekken volstaat om heupdysplasie vast te stellen. Soms zijn er ook aanvullende onderzoeken (zoals een MRI-scan) nodig om bijvoorbeeld in te schatten of er bijkomende schade of artrose aanwezig is.

Normale heupen

Normale heupen

Dysplastische heupen

Dysplastische heupen


Behandeling
In eerste instantie wordt getracht om de pijn onder controle te houden met het aanpassen van activiteiten, pijnstilling en infiltraties van de heup. Bij ernstige pijnklachten kan overwogen worden om de dysplasie chirurgisch te behandelen (zie bekkenosteotomie). Bij ernstige vormen van dysplasie (wanneer de kop zich niet in de kom bevindt) of het optreden van secundaire artrose wordt een heupprothese voorgesteld.